Buitenspeelruimte. Hoe krijg je die en hoe behoud je die? Vaak is speelruimte immers de sluitpost bij ruimtelijke plannen en het eerste slachtoffer als er ruimte tekort is. Landelijk zijn er al vaak plannen gemaakt – maar nooit aangenomen – voor een buitenspeelnorm. De gemeente Rotterdam ging de uitdaging wel aan en formuleerde in 2008 haar eigen Rotterdamse buitenspeelnorm. BuitenSpelen is benieuwd wat de ervaringen zijn.
‘Onze buitenspeelnorm is nog steeds van kracht’, bevestigt Frank Haans, functioneel beheerder spelen van de gemeente Rotterdam en medeverantwoordelijk voor de implementatie van de norm. ‘Al merken we wel dat een regelmatige update noodzakelijk is. In 2013 hebben we de norm geëvalueerd en getoetst aan de praktijk. Hieruit bleek dat de norm op verschillende manieren wordt toegepast: als ontwerp- en toetsingsinstrument bij het maken van ruimtelijke plannen en als toetsingsinstrument voor de bestaande gebieden om te kijken of er voldoende ruimte aanwezig is. De norm blijkt een handig hulpmiddel om dit op een objectieve manier te doen en te borgen dat er in planontwikkeling voldoende ruimte wordt voorzien of om te agenderen dat ruimte maken en behouden noodzakelijk is.’
Niet vrijblijvend
De norm is op verschillende manieren ingebouwd in het beleid en de systemen van de gemeente. Zo zit hij in het GIS-systeem. Haans: ‘Daarmee is voor iedereen zichtbaar of en hoe de norm wordt toegepast.’ Een ander belangrijk instrument bij de toepassing van de norm zijn de referentiewaarden maatschappelijke voorzieningen, een rekenmodel voor projectontwikkelaars. Daarin is de norm (ook financieel) geborgd voor nieuwe gebiedsontwikkelingen. Op dezelfde manier is de buitenspeelnorm ook opgenomen in de (ontwerp)omgevingsvisie. ‘De buitenspeelnorm is dus zeker niet vrijblijvend en kan niet zomaar worden genegeerd’ stelt Haans. ‘Als je de norm niet of niet in z’n geheel kunt toepassen, moet je dat altijd voorleggen aan de AdviesCommissie Openbare Ruimte.’
Voor alle buurtbewoners
De Rotterdamse buitenspeelnorm is in opzet kwantitatief. Hij zorgt voor spreiding over de buurten en voor voldoende ruimte binnen barrièreblokken. Daarnaast stelt de norm enkele basale kwalitatieve eisen aan de stedenbouwkundige inpassing. ‘Maar de invulling van de ruimte – fysiek en sociaal – is geen onderdeel van de norm’, aldus Haans. ‘We zien in de praktijk dat het maken van voldoende ruimte voor spelen een goede basis legt voor stimulering van ontmoeting en beweging, niet alleen voor kinderen maar voor alle buurtbewoners.’ Daarin zit ook meteen een verbreding die is doorgevoerd na de evaluatie van 2013: de norm buitenspeelruimte is sindsdien ook bedoeld voor 18 jaar en ouder. Daarmee schept de norm niet alleen buitenspeelruimte voor kinderen en jongeren, maar regelt ontmoetingsruimte voor alle bewoners van de stad.
Haans: ‘We zijn in Rotterdam inmiddels al weer een paar stappen verder, met ruimte voor samen spelen (toegankelijkheid), flexibele inrichting en participatie. Dat is allemaal uitgewerkt in het programma “Kom op naar buiten!” uit 2016. De buitenspeelnorm is in dit beleid bevestigd, maar ook is de wens uitgesproken om de norm kwalitatief verder door te ontwikkelen.’
Goed instrument
In Rotterdam is de buitenspeelnorm een blijvertje. ‘Gezien alle ontwikkelingen, transities en ruimteclaims die op de openbare ruimte van de stad afkomen, wordt het borgen van voldoende ruimte voor spelen niet alleen complexer maar zeker nog noodzakelijker. Dit betekent echter ook dat regelmatige actualisatie nodig is en blijft.’
Frank Haans kan de norm dan ook zeker aanbevelen aan andere gemeenten: ‘Het mooie aan deze kwantitatieve norm is dat het een goed instrument is om op een objectieve manier het gesprek aan te gaan over het reserveren van voldoende ruimte voor spelen in de stad. Zonder dat je het al meteen over de invulling of aard van de plekken hoeft te hebben.’
De Rotterdamse buitenspeelnorm in het kort
EN
Een centrale sport- en spelplek van minimaal 5000 m2 binnen elk groot barrièreblok* (groter dan 15 ha.). In kleinere barrièreblokken (kleiner van 15 ha) kan volstaan worden met één grote sport- en spelplek van minimaal 1000 m2.
Voor deze plekken geldt de volgende stedenbouwkundige inpassing:
• Centrale ligging
• In het zicht van woningen
• Op niet-milieubelaste plekken
• Parkeerverbod aan speelzijde van de weg
• Bezonning en schaduw
EN
Grotere sport- en spelplekken (minimaal 1000 m2) om de maximaal 300 meter ten opzichte van de centrale sport- en spelplek; in dichtbebouwde wijken** om de maximaal 200 meter en vervolgens, volgens hetzelfde principe: om de maximaal 300 resp. 200 m dient er ruimte voor buiten spelen te zijn. Ook hier zijn de bovenstaande stedenbouwkundige voorwaarden van toepassing.
EN
Een bespeelbare stoep: 3 tot 5 meter breed aan tenminste één straatzijde van de weg, bij voorkeur de zonzijde.
* Barrièreblokken zijn gebieden binnen barrières van 50 km-wegen (of wegen met nog hogere snelheid), water (rivier, singel, vijver etc.), railinfrastructuur (tram- en spoorlijnen) en/of bedrijventerreinen.
** Wijken met een bebouwingsdichtheid vanaf 75 woningen/ha.
De norm voor buitenspeelruimte is van toepassing in gebieden met woonfunctie, ook in het Centrum. Alle openbare ruimte geldt als potentiële buitenspeelruimte. Ook alle semi-openbare ruimte, die geschikt is voor kinderen om te spelen – zoals speeltuinen, binnenterreinen en sportterreinen, indien deze een deel van de tijd zijn opengesteld voor de buurt – vallen onder de norm buitenspeelruimte. Volkstuinen en begraafplaatsen tellen niet vanwege het private karakter.
Meer lezen
Kom op naar buiten. De Rotterdamse integrale visie op spelen, sporten, bewegen en ontmoeten. In bijlage 2 toelichting op de Rotterdamse buitenspeelnorm.
Referentiewaarden maatschappelijke voorzieningen, een rekenmodel voor projectontwikkelaars.
Dit artikel verscheen eerder in BuitenSpelen 2021-4. Tekst: Marian Schouten