‘Wat heb jij een gave rolstoel’, opent je kind het gesprek. Glimmende gezichten aan beide kanten. ‘Waarom is jouw been zo kort?’ gaat je kind welgemoed door. Nu wordt het ongemakkelijk. Mag je kind dat wel vragen?

Het voorbeeld komt van Willeke Passmore van Jantje Beton. “Als we echt iets willen veranderen hebben we ook het perspectief nodig van de mensen die nog geen raad weten met samen spelen. De ouders van ‘gewone’ kinderen die onzeker zijn over ‘handicaps’. In de angst om iets verkeerd te doen, doen veel mensen dan maar niets. Je ziet een grote handelingsverlegenheid. Niet alleen bij mensen persoonlijk, maar ook bij organisaties en gemeenten.” Er is ook weinig gelegenheid om ervaring op te doen: “Veel kinderen met een beperking maken geen deel uit van het openbare leven: ze rijden in aparte busjes, gaan naar aparte scholen, naar aparte kinderopvang en aparte sportclubs. Hoe kunnen we dan met elkaar leren omgaan?”

Bubbel
Die segregatie is breder zichtbaar in de samenleving. Het sociaal Cultureel Planbureau constateert in haar recent verschenen rapport ‘Samen of gescheiden naar school’, dat leerlingen met uiteenlopende achtergronden vaak elk naar hun eigen school gaan. ‘Dat maakt dat leren omgaan met ‘de ander’ niet plaatsvindt op school en dat kan uiteindelijk leiden tot grotere afstand tussen groepen in de samenleving.’ Diezelfde ontwikkeling is ook zichtbaar op sportclubs en in de kinderopvang: iedereen in z’n eigen bubbel.

Dat is de context waarin het SamenSpeelAkkoord opereert. Waar vinden we openingen om deze aparte werelden te doorbreken? Wat in ieder geval werkt is de persoonlijke ontmoeting. Bekend maakt bemind geldt zeker ook in dit verband. Passmore: “In mijn werk kreeg ik contact met Christiaan. Hij zit in een rolstoel en maakte mij wegwijs in zijn wereld. Door met hem op te trekken, is mijn ongemak weggenomen.”
Dat vraagt om een bijna ambachtelijke aanpak: hoe kan ieder van ons, in de eigen dagelijkse situatie een extra stap maken en ervoor zorgen dat meer kinderen mee kunnen doen? Ook kinderen die niet ‘vanzelf’ komen?

Benoemen
Anne Bakker werkt als buurtspeelcoach bij Sportivate en bouwt speelclubs. “De regie van onze speelclubs ligt bij kinderen, wij leiden ze op om die zelf te starten. Iedereen is welkom, we willen graag inclusief zijn, maar we merken dat kinderen met een beperking ons moeilijk weten te vinden. Andersom zijn ze voor ons ook onzichtbaar.” Het gaat dus niet vanzelf. Bakker: “We zitten in een zoekende fase: hoe gaan we deze kinderen erbij betrekken? We zullen het explicieter moeten maken en gaan proactief aan de slag. Om te beginnen met onszelf: wat weten we zelf eigenlijk van inclusiviteit? Wat laten we zien, ook in onze visuele uitingen? Welke kinderen laten we daarop zien? De volgende stap is de samenspeeldag die we deze zomer gaan organiseren in Amersfoort. Daarmee gaan we het samen spelen benoemen en zichtbaar maken. En als derde stap richten we dan een nieuwe inclusieve speelclub op, waarmee we verder ervaring kunnen gaan opdoen.”

Van elkaar leren
Een goed voorbeeld van ambachtelijk kinderwerk vinden we in Arnhem. Daar werkt Saskia Nout als jeugdwerker van Stichting Rijnstad in de wijk Malburgen. Een traditionele oude stadswijk met veel wantrouwen tegen instanties en weinig speelruimte. Daar tegenaan is een nieuwe wijk gebouwd met veel duurdere huizen. “Onze opdracht is om kinderen van die oude stadswijk onder en na schooltijd te helpen in hun ontwikkeling. Met bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding en sociale weerbaarheidstraining. Maar vooral ook met spelactiviteiten. De bewoners zien ons vooral als mensen die leuke dingen doen met hun kinderen, wij zijn niet bedreigend.”

De kinderen uit de oude en de nieuwe wijk komen elkaar niet vanzelf tegen. “Veel kinderen uit de nieuwe wijk gaan naar scholen buiten onze wijk. Wij proberen die kinderen ook naar onze activiteiten te laten komen. Want door bij ons samen te spelen kunnen de kinderen over en weer veel van elkaar leren. Bijvoorbeeld dat niet iedereen zo opgroeit zoals jij.”

Zichtbaarheid
“Om te zorgen dat kinderen en ouders ons kunnen vinden is zichtbaarheid belangrijk”aldus Nout. “We zijn heel actief op social media, mijn facebookpagina wordt veel bekeken. We hangen informatie op in de winkels en op de markt. Niet gelikt, wel herkenbaar voor de mensen die hier wonen. En we gaan vaak de wijk in, bijvoorbeeld met onze bakfiets met spelmateriaal. En altijd de vlag uit als we open zijn.”

Zo maak je de drempel laag en stappen mensen zelf op je af. “Een moeder van drie kinderen met een handicap vroeg of ze mee mochten met het jaarlijkse gezinsuitje. Ze konden niet in de bus, maar zijn met hun eigen auto meegegaan. Een meisje met handicap aan haar been zit in de meidenclub. Er worden ook kinderen naar ons doorverwezen. We kijken wat wel kan en proberen altijd iets te vinden.”

De ervaringen van Passmore, Bakker en Nout laten zien dat het samenbrengen van aparte werelden mogelijk is, maar niet vanzelf gaat. Het vraagt om onze doorlopende aandacht en inzet.



SamenSpeelAkkoord

Onder het motto ‘Elk kind speelt mee’ zet een groeiend aantal organisaties zich ervoor in om samen spelen voor alle kinderen mogelijk te maken. In het SamenSpeelAkkoord zijn drie ambities geformuleerd. (1) Een inclusieve speelcultuur, (2) meer samenspeelplekken en (3) meer en beter toegankelijke kennis over samen spelen. Wat gaat u doen om de samenspeelkansen van alle kinderen te vergroten? Ga naar www.samenspeelakkoord.nl voor meer informatie.

Dit artikel verscheen eerder in BuitenSpelen 2021-2. Tekst: Marian Schouten