Tekst: Saskia van Hoore, Froukje Hajer, Ilse van der Put (Ruimte voor de Jeugd)
De zon schijnt, iedereen gaat naar buiten. Hier en daar het gejoel van spelende kinderen, even lijkt de wereld in orde. Maar in het nieuws horen we andere geluiden. Geen gejoel, maar onderzoekers, jeugdwerkers, bestuurders en ouders die hun zorgen uitspreken: onze jeugd wordt steeds dikker, motorisch onhandiger, bijziender, allergischer en loopt mentaal vast. Zorgkosten rijzen de pan uit, de wachtlijsten in de jeugdzorg zijn eindeloos.
Wij als speelprofessionals denken bij elk nieuw onheilsbericht: ‘Laat die kinderen toch gewoon vaker buiten spelen’. Laat ze hollen, klimmen, modderen, chillen, de wereld leren kennen, elkaar ontmoeten, leren om samen te spelen en samen te leven. Maar zo gewoon blijkt dat niet meer te zijn. Onderzoeken van Jantje Beton en de Haagse Hogeschool bevestigen het beeld dat wij kennen uit de praktijk van alledag: er is minder ruimte en minder tijd om buiten te spelen, er zijn meer verslavende schermpjes, speelplekken zijn saai, er zijn te weinig andere kinderen op straat om mee te spelen en zelfs ‘slecht weer’ blijkt een veelgenoemde reden om binnen te blijven.
Kinderen zijn de kanaries in de kolenmijn van de dolgedraaide wereld die we voor onszelf hebben gecreëerd.
Hoe keren wij het tij? Hoe krijgen we onze jeugd weer naar buiten? Dat gaat niet vanzelf. Het vergt een uitnodigende en uitdagende omgeving om in te spelen. Het vraagt om volwassenen die de tijd nemen voor kinderen en letterlijk ruimte voor ze maken. Om kinder- en jongerenwerkers die de jeugd activeren en uitdagen. Die het merken als het niet goed gaat, de tijd nemen voor coaching en een goed gesprek. Preventie in plaats van zorg achteraf.
Gemeenten hebben hierin een grote verantwoordelijkheid. Maar met het ravijnjaar voor de boeg zijn we er niet gerust op. Vanaf volgend jaar wordt het voor gemeenten een nog grotere uitdaging om het huishoudboekje op orde te houden. De verleiding is groot om dan toch maar te korten op het sociaal domein. Op kinder- en jongerenwerk. Op speeltuinverenigingen. Op verbindende initiatieven. En het onderhoudsniveau van de openbare ruimte te laten dalen naar onkruid- en struikelsteenniveau C.
In alle opzichten geen slimme keuzes. Vooral natuurlijk omdat het een directe en negatieve invloed heeft op de kwaliteit van leven van onze kinderen. Maar ook – voor de rekenmeesters onder ons – omdat de besparingen op een positief opgroeiklimaat niet opwegen tegen de stijging van de kosten voor zorg en veiligheid. Op korte termijn en vooral ook op langere termijn. Want als kinderen en jongeren niet meer spelend en chillend kunnen opgroeien tot gezonde, sociaal voelende en weldenkende volwassenen, dan loopt onze samenleving nog verder vast. We moeten elkaar blijven ontmoeten, elkaar leren kennen, samen leven. En dat begint bij: samen buiten spelen, joelend en wel.
Ruimte voor de Jeugd komt deze zomer – in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in 2026 – met een nieuw ‘TienPuntenPlan voor vitale jeugd’. Het wordt de opvolger van het TienPuntenPlan dat we tien jaar geleden lanceerden.
Dit artikel verscheen eerder in Digizine Ruimte voor Bewegen.